donderdag 16 november 2017

Maakt 'PESCO' Europese defensie efficiënter?


In sneltreinvaart heeft de Europese Unie het afgelopen jaar een gezamenlijk defensiebeleid ontwikkeld en ingevoerd, een ‘permanent gestructureerde samenwerking’ (PESCO). Op 13 november hebben ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hun handtekening gezet onder een verdrag dat tot doel heeft “gezamenlijk defensiecapaciteiten te ontwikkelen en beschikbaar te maken voor militaire operaties van de EU. Hiermee wordt de geschiktheid van de EU als veiligheidspartner verbeterd, hetgeen tevens bijdraagt aan de bescherming van Europeanen en aan het optimaliseren van de effectiviteit van defensie-uitgaven.”

Binnen PESCO worden verschillende zaken tegelijk geregeld. De krijgsmachten van EU lidstaten zeggen toe meer te gaan samenwerken, waardoor ze ook beter in staat zullen zijn tot gezamenlijk Europees optreden. Nederland werkt onder meer intensief samen met de Duitse landmacht en heeft een gezamenlijk commando met de Belgische marine. Een ander onderdeel van PESCO is dat wapens vaker door lidstaten gezamenlijk moeten worden ontwikkeld en aangeschaft, omdat juist het ontwikkelen van nieuwe wapens erg duur is, en het effectiever is die onderzoeks- en ontwikkelingskosten slechts eenmaal uit te geven. De lidstaten committeren zich met PESCO tevens aan een regelmatige verhoging van hun militaire uitgaven en aan het streven een benchmark van 20% van die uitgaven te besteden aan nieuwe wapenaankopen. Voor uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe wapens wordt een benchmark van 2% van het defensiebudget van lidstaten ingevoerd.

PESCO sluit nauw aan bij de ontwikkeling van een Europees Defensiefonds, waarvoor de plannen op dit moment uitgewerkt worden. Via dit fonds moeten de EU en lidstaten vanaf 2021 jaarlijks zo'n 5,5 miljard euro in onderzoek, ontwikkeling en verwerving van nieuwe wapens gaan steken.
De meeste mensen zullen geen bezwaar hebben tegen een zo efficiënt mogelijk gebruik van defensie-uitgaven en materieel. Maar wat op 13 november in Brussel is getekend door de defensieministers gaat wel wat verder dan dat. Met hun handtekening hebben onze ministers Nederland verplicht tot aanschaf en investering bij de wapenindustrie. Nederland mag zijn defensie-uitgaven volgens dit verdrag ook niet meer verlagen. Ook moet Nederland verplicht jaarlijks forse wapenaankopen doen. Of ze zich daar aan gaan houden is een tweede.

PESCO moet leiden tot efficiëntere besteding van defensiegeld door gestandaardiseerde Europese wapenproductie en wapenaanschaf, ter ondersteuning van de Europese slagkracht. Maar daarvoor moeten vreemd genoeg wel de defensiebudgetten omhoog. Toegegeven, de Amerikanen geven veel meer uit aan hun krijgsmacht. Er is alleen geen enkele reden om het bizar hoge Amerikaanse defensiebudget ten voorbeeld te nemen.

Of de soep allemaal zo heet wordt gegeten als Brussel hem nu opdient is trouwens de vraag. In het regeerakkoord heeft Nederland al bij voorbaat een onderdeel van het nu getekende verdrag afgezwakt. In paragraaf 4.2 van het regeerakkoord staat: ”Nederland houdt zich (…) nadrukkelijk het recht voor om bij aanbestedingstrajecten op het gebied van defensie de hiervoor relevante bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (art. 346) ruimhartig te interpreteren vanuit het perspectief van nationaal veiligheids- en economisch belang.” Met andere woorden: de Nederlandse wapenindustrie blijft voorrang houden bij aanbestedingen. Aanbesteden volgens Europese regels, wel ingevoerd op onwaarschijnlijke terreinen als jeugdzorg en thuiszorg, blijft de wapenindustrie vooralsnog bespaard.

Ook andere landen zullen hun eigen wapenindustrie niet snel op een vrije Europese markt laten concurreren. Een recent voorbeeld: in de militaire pers wordt geschreven over voorstudies voor een Europees luchtverdedigingsfregat. Het moet een samenwerkingsproject worden tussen Frankrijk en Italië die samen de schepen en raketten zullen bouwen. Een belangrijk en duur onderdeel van deze marineschepen zou de geavanceerde radar moeten worden die vijandelijke raketten kan opsporen en eigen raketten naar een doel kan leiden. Europese landen gebruiken hier nu meestal de radartechnologie van de Amerikaanse wapengigant Lockheed Martin voor, het Aegis systeem. Er is slecht één ander westers wapenbedrijf dat vergelijkbare technologie levert, en dat is Thales in Hengelo. Thales ontwikkelde de SMART-L radar, door Nederland gebruikt op door scheepswerf Damen gebouwde luchtverdedigings- en commadofregatten (LCF), en geëxporteerd naar onder meer Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zuid-Korea. Het zou logisch zijn als Frankrijk en Italie voor hun nieuwe fregat de al bestaande Thales-radars zouden uitkiezen, Thales is bovendien gedeeltelijk in Franse handen en beursgenoteerd in Parijs. Maar de Italianen pleiten sterk voor een systeem van Leonardo (voorheen Finmecannica). Want ook voor de Italianen geldt: eigen wapenindustrie eerst. Alle Europese broederschap ten spijt, er blijft sprake van sterke onderlinge Europese concurrentie.

Het nu getekende PESCO verdrag richt zich op meer wapens en militaire capaciteit voor de EU. De wapenindustrie vaart daar wel bij, maar of het bijdraagt aan vrede en veiligheid is de vraag. De EU zou beter meer werk kunnen maken van zijn unieke 'soft power' capaciteit als diplomatie, conflictbemiddeling en vredesopbouw. Binnen het EU budget is dat een marginale post, zeker in vergelijking met de budgetten die nu voor de wapenindustrie worden begroot.