In sneltreinvaart heeft de Europese
Unie het afgelopen jaar een gezamenlijk defensiebeleid ontwikkeld en
ingevoerd, een ‘permanent gestructureerde samenwerking’ (PESCO).
Op 13 november hebben ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie
hun handtekening gezet onder
een verdrag dat tot doel heeft “gezamenlijk
defensiecapaciteiten te ontwikkelen en beschikbaar te maken voor
militaire operaties van de EU. Hiermee wordt de geschiktheid van de
EU als veiligheidspartner verbeterd, hetgeen tevens bijdraagt aan de
bescherming van Europeanen en aan het optimaliseren van de
effectiviteit van defensie-uitgaven.”
Binnen PESCO worden verschillende zaken
tegelijk geregeld. De krijgsmachten van EU lidstaten zeggen toe meer
te gaan samenwerken, waardoor ze ook beter in staat zullen zijn tot
gezamenlijk Europees optreden. Nederland werkt onder meer intensief
samen met de Duitse
landmacht en heeft een gezamenlijk commando met de Belgische
marine. Een ander onderdeel van PESCO is dat wapens vaker door
lidstaten gezamenlijk moeten worden ontwikkeld en aangeschaft, omdat
juist het ontwikkelen van nieuwe wapens erg duur is, en het
effectiever is die onderzoeks- en ontwikkelingskosten slechts eenmaal
uit te geven. De lidstaten committeren zich met PESCO tevens aan een
regelmatige verhoging van hun militaire uitgaven en aan het streven
een benchmark van 20% van die uitgaven te besteden aan nieuwe
wapenaankopen. Voor uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe
wapens wordt een benchmark van 2% van het defensiebudget van
lidstaten ingevoerd.
PESCO sluit nauw aan bij de
ontwikkeling van een Europees
Defensiefonds, waarvoor de plannen op dit moment uitgewerkt
worden. Via dit fonds moeten de EU en lidstaten vanaf 2021 jaarlijks
zo'n 5,5 miljard euro in onderzoek, ontwikkeling en verwerving van
nieuwe wapens gaan steken.
De meeste mensen zullen geen bezwaar
hebben tegen een zo efficiënt mogelijk gebruik van defensie-uitgaven
en materieel. Maar wat op 13 november in Brussel is getekend door de
defensieministers gaat wel wat verder dan dat. Met hun handtekening
hebben onze ministers Nederland verplicht tot aanschaf en investering
bij de wapenindustrie. Nederland mag zijn defensie-uitgaven volgens
dit verdrag ook niet meer verlagen. Ook moet Nederland verplicht
jaarlijks forse wapenaankopen doen. Of ze zich daar aan gaan houden is een tweede.
PESCO moet leiden tot efficiëntere
besteding van defensiegeld door gestandaardiseerde Europese
wapenproductie en wapenaanschaf, ter ondersteuning van de Europese
slagkracht. Maar daarvoor moeten vreemd genoeg wel de
defensiebudgetten omhoog. Toegegeven, de Amerikanen geven veel meer
uit aan hun krijgsmacht. Er is alleen geen enkele reden om het bizar
hoge Amerikaanse defensiebudget ten voorbeeld te nemen.
Of de soep allemaal zo heet wordt
gegeten als Brussel hem nu opdient is trouwens de vraag. In het
regeerakkoord heeft Nederland al bij voorbaat een onderdeel van het
nu getekende verdrag afgezwakt. In paragraaf 4.2 van het
regeerakkoord staat: ”Nederland houdt zich (…) nadrukkelijk het
recht voor om bij aanbestedingstrajecten op het gebied van defensie
de hiervoor relevante bepaling van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (art. 346) ruimhartig te interpreteren vanuit
het perspectief van nationaal veiligheids- en economisch belang.”
Met andere woorden: de Nederlandse wapenindustrie blijft voorrang
houden bij aanbestedingen. Aanbesteden volgens Europese regels, wel
ingevoerd op onwaarschijnlijke terreinen als jeugdzorg en thuiszorg,
blijft de wapenindustrie vooralsnog bespaard.
Ook andere landen zullen hun eigen
wapenindustrie niet snel op een vrije Europese markt laten
concurreren. Een recent voorbeeld: in de militaire pers wordt
geschreven over voorstudies voor een Europees
luchtverdedigingsfregat. Het moet een samenwerkingsproject
worden tussen Frankrijk en Italië die samen de schepen en
raketten zullen bouwen. Een belangrijk en duur onderdeel van deze
marineschepen zou de geavanceerde radar moeten worden die
vijandelijke raketten kan opsporen en eigen raketten naar een doel
kan leiden. Europese landen gebruiken hier nu meestal de
radartechnologie van de Amerikaanse wapengigant Lockheed Martin voor,
het Aegis systeem. Er is slecht één
ander westers wapenbedrijf dat vergelijkbare technologie levert, en
dat is Thales in Hengelo. Thales ontwikkelde de SMART-L radar, door
Nederland gebruikt op door scheepswerf Damen gebouwde
luchtverdedigings-
en commadofregatten (LCF), en geëxporteerd naar onder meer
Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zuid-Korea. Het zou logisch zijn
als Frankrijk en Italie voor hun nieuwe fregat de al bestaande
Thales-radars zouden uitkiezen, Thales is bovendien gedeeltelijk in
Franse handen en beursgenoteerd in Parijs. Maar de Italianen pleiten
sterk voor een systeem van Leonardo (voorheen Finmecannica). Want ook
voor de Italianen geldt: eigen wapenindustrie eerst. Alle Europese
broederschap ten spijt, er blijft sprake van sterke onderlinge
Europese concurrentie.
Het nu getekende PESCO verdrag richt
zich op meer wapens en militaire capaciteit voor de EU. De
wapenindustrie vaart daar wel bij, maar of het bijdraagt aan vrede en
veiligheid is de vraag. De EU zou beter meer werk kunnen maken van
zijn unieke 'soft power' capaciteit als diplomatie,
conflictbemiddeling en vredesopbouw. Binnen het EU budget is dat een
marginale post, zeker in vergelijking met de budgetten die nu voor de
wapenindustrie worden begroot.