donderdag 7 december 2017

Oproep EU wapenembargo naar Saoedi-Arabië; leveranties gaan door


Vorige week nam het Europese Parlement met 539 stemmen voor en 13 tegen (81 onthoudingen) een resolutie aan die de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid omslachtig aanspoort een proces te beginnen om te komen tot een wapenembargo tegen Saoedi-Arabië.

Eerder circuleerde een concept resolutie. Die tekst deed zijn naam meer eer aan; ze was een stuk resoluter. Ze ijverde voor een wapenembargo naar Saoedi-Arabië en haar bondgenoten in de strijd tegen Jemen. Die coalitie bestaat uit Marokko, Egypte, Jordanië, de VAE, Koeweit, Qatar, Bahrein en Soedan (de VS neemt op afstand deel). Deze concepttekst luidde:
Het Parlement:
levert felle kritiek op de intensieve wapenhandel die lidstaten, zoals het VK, Spanje, Frankrijk en Duitsland, bedrijven met diverse landen in de regio; dringt aan op de onmiddellijke stopzetting van wapenleveringen en militaire steun aan Saudi-Arabië en zijn coalitiepartners; roept de Raad nogmaals op een EU-embargo op de uitvoer van wapens naar Saudi-Arabië in te stellen, gezien de ernstige beschuldigingen van schendingen van het internationaal humanitair recht door Saudi-Arabië in Jemen, en gezien het feit dat het blijven verlenen van vergunningen voor wapenverkoop aan Saudi-Arabië dus in strijd is met Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 ”

Opmerkelijk genoeg werd er met vingers gewezen naar Duitsland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Altijd goed om boosdoeners bij naam te noemen, maar diplomatiek is het niet. Dat verdween dan ook uit het eindresultaat. Belangrijker: ook inhoudelijk valt er wel wat op af te dingen. Er zijn een aantal leverende landen vergeten. Precies in die week speelde er bijvoorbeeld een Griekse levering. Ook de verwijzing naar de coalitiepartners in de Saoedische oorlog verdween in de definitieve tekst. Maar dat bijna het hele Europese parlement voorstander is van een wapenembargo tegen Saoedi-Arabië is hoopgevend. Het is nu aan nationale parlementen om hier uitvoering aan te geven.

Maar niet alle wapenhandel is duidelijk zichtbaar. Bij grote militaire aankopen is er vaak sprake van constructies waardoor afnemende landen tegenopdrachten krijgen (participatie en/of compensatie heet dat). Een dergelijke constructie bestaat ook bij het grootste wapenproject van het moment: de ontwikkeling, productie en het onderhoud van de F-35 Lightning II, nog steeds beter bekend als Joint Strike Fighter of JSF. Alleen al voor de Verenigde Staten gaat het om 400 miljard dollar voor aanschaf en 1.000 miljard dollar om deze vliegtuigen in de lucht te houden. Het programma kent verschillende partnerlanden.

De wapenindustrie in deze partnerlanden maakt delen voor het grotere systeem die vaak elders worden geassembleerd. Soms mogen landen al deelnemen voordat hun overheid besluit het vliegtuig te kopen. België heeft nog niet besloten, maar het in Zaventem gevestigde Asco is al wel beloofd dat het delen van de vleugelkleppen voor de F-35 mag maken. Deze worden dan geleverd aan Fokker GKN in Nederland, die ze verwerken in de vleugelkleppen zelf. Daarna gaan ze naar Lockheed in de Verenigde Staten, waar ze worden bevestigd in F-35's voor het Pentagon, maar ook voor de export.

Die exportbestemmingen zijn de partnerlanden in het Lockheed F-35 programma en daarnaast een groeiend aantal klanten in de wereld. Toeleveranciers in alle negen partnerlanden (Australië, Canada, Denemarken, Italië, Nederland, Noorwegen, Turkije, VS en VS) produceren onderdelen voor alle vliegtuigen, niet alleen voor het eigen land. F-35 onderdelen worden geëxporteerd en dus is wapenexportcontrole aan de orde.

Dat het programma wrikt met het EU Gemeenschappelijk Standpunt is al snel duidelijk, alleen al omdat Turkije tot de negen behoort. Ankara staat bekend om zijn regelmatige inzet van gevechtsvliegtuigen in de luchtruim van buurlanden en tegen de Koerden (zowel tegen militaire als civiele doelen). Onlangs werd de Turkse deelname om heel andere redenen aan de kaak gesteld. Dat was omdat het luchtverdedigingsraketten kocht in Rusland, en dat wordt door de NAVO om een aantal redenen als onwenselijk beschouwd. De positie in het F-35 programma werd door de Verenigde Staten als pressiemiddel gebruikt in een poging Turkije van de Russische aankoop te laten afzien. Maar de betrokkenheid van Turkije is ook vanuit mensenrechtenoogpunt controversieel. Zo vroegen de Duitse Linke om een totaal verbod op wapenleveranties aan Turkije, net als de Grünen tijdens de inmiddels afgebroken Jamaica-coalitie onderhandelingen.

Naast partnerlanden zijn er ook nog landen die de F-35 kopen binnen het Foreign Military Sales (FMS) programma van de VS, waaronder Israël. Net als Turkije is Israël allerminst terughoudend als het gaat om de inzet van gevechtsvliegtuigen tegen buurlanden zoals Syrië en in 'interne' kwesties zoals de regelmatig voorkomende bombardementen van Gaza.

Landen die geen partner zijn of niet deelnemen in FMS kunnen de gevechtsvliegtuigen kopen als normale klanten. België, Finland en Duitsland lijken geïnteresseerd. En recent vertelde de ondercommandant van de Amerikaanse luchtmacht, generaal Stephen Wilson, aan tidschrift Flight Global dat de VS in de Golf rondkijken naar potentiële klanten voor de F-35. Gedacht wordt allereerst aan de Verenigde Arabische Emiraten. “Dat betekent dat gesprekken gaande zijn met de Regering [Trump] rond de verkoop van de F-35 naar bondgenoten die ze nodig hebben en willen hebben.”

Ook Bahrein, het autoritaire schiereilandstaatje dat met een dam is verbonden met Saoedi-Arabië, wordt gezien als een potentiële klant voor de F-35. In Amerikaanse militaire tijdschrift Defense News wordt gesteld dat ze de verouderde F-5's and F-16's van de Bahreinse luchtmacht kunnen vervangen (ook al is deze vloot net voorzien van verse gevechtsvliegtuigen in een deal ter waarde van 3,8 miljard dollar).

Bahrein en de VAE nemen beide deel in de coalitie die onder leiding van Saoedi-Arabië oorlog voert in Jemen. Ze zijn daar beiden betrokken bij luchtmachtoperaties. Bahrein verloor in december 2015 zelfs een gevechtsvliegtuig. De Emiraten brachten recentelijke het bericht naar buiten dat twee piloten zijn gesneuveld: “Ze stierven bij het doen van hun plicht tijdens hun inzet in Jemen.

Hoewel de rampzalige gevolgen van de Saoedische luchtoorlog voor de Jemenitische bevolking en infrastructuur algemeen bekend is, wordt zelfs gedacht aan de verkoop van de F-35 aan Riyad. “De VS zou zelfs overwegen de F-35 aan de Saoedisch te verkopen als die geen gevaar zijn voor Israël.” aldus Simon Henderson, directeur van het Gulf and Energy Policy Programme van het Washington Institute. Ook bij de verkoop aan de VAE wordt de impact voor Israël bekeken. Flight Global stelt: “Israëlische bezwaren kunnen een mogelijke verkoop van de F-35 aan de VAE verhinderen.” Het is opvallend dat bezwaren vanuit Jeruzalem doorslaggevend zijn bij het wel of niet leveren aan de Golfstaten, terwijl deze staten notabene oorlog voeren in Jemen.

Het Europese Parlement heeft al eerder resoluties aangenomen waarin lidstaten worden opgeroepen een wapenembargo tegen Saoedi-Arabië in te stellen vanwege de oorlog in Jemen. De situatie is sindsdien alleen maar verslechterd. Enkele EU lidstaten hebben een terughoudend beleid en leveren niets tot bijna niets aan het regime in Riyad. Maar zelfs deze landen kunnen ongemerkt onderdelen leveren die worden ingebouwd in gevechtsvliegtuigen voor de Saoedische oorlogscoalitie. De VS steunen openlijk de gevechtshandelingen door het bijtanken van bommenwerpers in de lucht, en zijn bereid F-35's te leveren. De landen die 'slechts' onderdelen leveren doen alsof hun neus bloed.

Belangrijke EU lidstaten produceren voor de F-35 (zie voor een tabel met meer details) en nemen volgzaam het Amerikaanse wapenexportbeleid over. En het zijn niet alleen de F-35's die aan de regio verkocht worden. Frankrijk verkoopt het Rafale gevechtsvliegtuig. Het Brits/Duits/Italiaans/Spaanse Eurofighter (EFA) consortium verkoopt gevechtsvliegtuigen aan de Saoedi's alsof er geen wapenexportbeleid bestaat. De Britten nemen daarvoor de politieke fall out voor hun rekening terwijl in iedere Eurofighter ook Italiaanse, Duitse en Spaanse onderdelen zitten.

Volgende week is een wapenbeurs in Koeweit. Onder meer Damen, een van de grootste Nederlandse wapenfabrikanten, zal daar aanwezig zijn. De organisatie van de tweejarige Gulf Defense & Aerospace Exhibition meldt trots dat beurs dit jaar groter is dan http://www.gdnonline.com/Details/296957/Kuwait-defence-exhibition-grows-in-size de voorgaande editie. Ook Lockheed en Eurofighter Jagdflugzeug GmbH zijn aanwezig. De Britten houden het bij een afvaardiging van MBDA, zodat je de Europese raketten voor de vliegtuigen kan bekijken. Een resolutie in het Europees Parlement om wapenexporten te stoppen vanwege een wrede oorlog klinkt hol als leveranties en exportpromotie gewoon doorgaan. De EU zou zijn democratische organen en zijn mensenrechtenbeleid serieuzer moeten nemen.

donderdag 16 november 2017

Maakt 'PESCO' Europese defensie efficiënter?


In sneltreinvaart heeft de Europese Unie het afgelopen jaar een gezamenlijk defensiebeleid ontwikkeld en ingevoerd, een ‘permanent gestructureerde samenwerking’ (PESCO). Op 13 november hebben ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hun handtekening gezet onder een verdrag dat tot doel heeft “gezamenlijk defensiecapaciteiten te ontwikkelen en beschikbaar te maken voor militaire operaties van de EU. Hiermee wordt de geschiktheid van de EU als veiligheidspartner verbeterd, hetgeen tevens bijdraagt aan de bescherming van Europeanen en aan het optimaliseren van de effectiviteit van defensie-uitgaven.”

Binnen PESCO worden verschillende zaken tegelijk geregeld. De krijgsmachten van EU lidstaten zeggen toe meer te gaan samenwerken, waardoor ze ook beter in staat zullen zijn tot gezamenlijk Europees optreden. Nederland werkt onder meer intensief samen met de Duitse landmacht en heeft een gezamenlijk commando met de Belgische marine. Een ander onderdeel van PESCO is dat wapens vaker door lidstaten gezamenlijk moeten worden ontwikkeld en aangeschaft, omdat juist het ontwikkelen van nieuwe wapens erg duur is, en het effectiever is die onderzoeks- en ontwikkelingskosten slechts eenmaal uit te geven. De lidstaten committeren zich met PESCO tevens aan een regelmatige verhoging van hun militaire uitgaven en aan het streven een benchmark van 20% van die uitgaven te besteden aan nieuwe wapenaankopen. Voor uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe wapens wordt een benchmark van 2% van het defensiebudget van lidstaten ingevoerd.

PESCO sluit nauw aan bij de ontwikkeling van een Europees Defensiefonds, waarvoor de plannen op dit moment uitgewerkt worden. Via dit fonds moeten de EU en lidstaten vanaf 2021 jaarlijks zo'n 5,5 miljard euro in onderzoek, ontwikkeling en verwerving van nieuwe wapens gaan steken.
De meeste mensen zullen geen bezwaar hebben tegen een zo efficiënt mogelijk gebruik van defensie-uitgaven en materieel. Maar wat op 13 november in Brussel is getekend door de defensieministers gaat wel wat verder dan dat. Met hun handtekening hebben onze ministers Nederland verplicht tot aanschaf en investering bij de wapenindustrie. Nederland mag zijn defensie-uitgaven volgens dit verdrag ook niet meer verlagen. Ook moet Nederland verplicht jaarlijks forse wapenaankopen doen. Of ze zich daar aan gaan houden is een tweede.

PESCO moet leiden tot efficiëntere besteding van defensiegeld door gestandaardiseerde Europese wapenproductie en wapenaanschaf, ter ondersteuning van de Europese slagkracht. Maar daarvoor moeten vreemd genoeg wel de defensiebudgetten omhoog. Toegegeven, de Amerikanen geven veel meer uit aan hun krijgsmacht. Er is alleen geen enkele reden om het bizar hoge Amerikaanse defensiebudget ten voorbeeld te nemen.

Of de soep allemaal zo heet wordt gegeten als Brussel hem nu opdient is trouwens de vraag. In het regeerakkoord heeft Nederland al bij voorbaat een onderdeel van het nu getekende verdrag afgezwakt. In paragraaf 4.2 van het regeerakkoord staat: ”Nederland houdt zich (…) nadrukkelijk het recht voor om bij aanbestedingstrajecten op het gebied van defensie de hiervoor relevante bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (art. 346) ruimhartig te interpreteren vanuit het perspectief van nationaal veiligheids- en economisch belang.” Met andere woorden: de Nederlandse wapenindustrie blijft voorrang houden bij aanbestedingen. Aanbesteden volgens Europese regels, wel ingevoerd op onwaarschijnlijke terreinen als jeugdzorg en thuiszorg, blijft de wapenindustrie vooralsnog bespaard.

Ook andere landen zullen hun eigen wapenindustrie niet snel op een vrije Europese markt laten concurreren. Een recent voorbeeld: in de militaire pers wordt geschreven over voorstudies voor een Europees luchtverdedigingsfregat. Het moet een samenwerkingsproject worden tussen Frankrijk en Italië die samen de schepen en raketten zullen bouwen. Een belangrijk en duur onderdeel van deze marineschepen zou de geavanceerde radar moeten worden die vijandelijke raketten kan opsporen en eigen raketten naar een doel kan leiden. Europese landen gebruiken hier nu meestal de radartechnologie van de Amerikaanse wapengigant Lockheed Martin voor, het Aegis systeem. Er is slecht één ander westers wapenbedrijf dat vergelijkbare technologie levert, en dat is Thales in Hengelo. Thales ontwikkelde de SMART-L radar, door Nederland gebruikt op door scheepswerf Damen gebouwde luchtverdedigings- en commadofregatten (LCF), en geëxporteerd naar onder meer Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zuid-Korea. Het zou logisch zijn als Frankrijk en Italie voor hun nieuwe fregat de al bestaande Thales-radars zouden uitkiezen, Thales is bovendien gedeeltelijk in Franse handen en beursgenoteerd in Parijs. Maar de Italianen pleiten sterk voor een systeem van Leonardo (voorheen Finmecannica). Want ook voor de Italianen geldt: eigen wapenindustrie eerst. Alle Europese broederschap ten spijt, er blijft sprake van sterke onderlinge Europese concurrentie.

Het nu getekende PESCO verdrag richt zich op meer wapens en militaire capaciteit voor de EU. De wapenindustrie vaart daar wel bij, maar of het bijdraagt aan vrede en veiligheid is de vraag. De EU zou beter meer werk kunnen maken van zijn unieke 'soft power' capaciteit als diplomatie, conflictbemiddeling en vredesopbouw. Binnen het EU budget is dat een marginale post, zeker in vergelijking met de budgetten die nu voor de wapenindustrie worden begroot.

donderdag 31 augustus 2017

Geld voor vredesopbouw naar militaire training?


De Europese Commissie (de hoogste Europese ambtenaren die het meeste EU beleid voorbereiden) heeft voorgesteld om het budget voor het financieren van civiele vredesinitiatieven open te stellen voor de financiering van militaire training en uitrusting van ‘partnerlanden’. Het “Instrument contributing to Stability and Peace” kortweg IcSP is in 2014 ingesteld om projecten voor vredesopbouw, conflictpreventie, demilitarisering en democratisering te steunen. Het fonds heeft een budget van 2.338 miljoen euro voor de periode 2014-2020. Als uit dit fonds ook militaire activiteiten betaald moeten gaan worden blijft er voor de veelheid aan doelstellingen nog minder over. De Commissie heeft wel voorgesteld het fonds met 100 miljoen te verhogen om de introductie van militaire activiteiten te helpen financieren, maar ook dat geld zal bij andere budgetten moeten worden weggehaald. 

Hoewel het plan de aankoop van wapens en munitie door partnerlanden uit dit budget uitsluit is er een ‘grijze zone’ van militaire technologie en infrastructuur waar de wapenindustrie van kan profiteren. De Europese lobbyorganisatie van de wapenindustrie, de ADS, heeft dan ook positief op het plan gereageerd. De Duitse ontwikkelingsorganisatie Brod fur die Welt schrijft: Al jaren wordt geld uit ontwikkelingsbudgetten dat is bedoeld voor armoedebestrijding ingezet voor de opvang van vluchtelingen in Europese landen. Nu wil men dit geld ook nog eens gaan gebruiken voor militaire activiteiten. Op die manier blijft er weinig over om iets te doen aan de oorzaken van conflicten.
Wie die partnerlanden precies zijn en voor welke doeleinden er gefinancierd zou moeten worden is niet nader uitgewerkt, maar de Europese Raad (de gezamenlijke regeringen van de lidstaten) heeft met het voorstel ingestemd. Na de zomer moet het Europees Parlement erover oordelen.

donderdag 15 juni 2017

Maak bezwaar tegen EU-financiering voor militaire onderzoek

Op 7 juni heeft de Europese Commissie een “Defensie Industrie Ontwikkeling Programma" voorgesteld, dat 500 miljoen euro uit de EU-begroting hapt in 2019-2020, om de ontwikkeling van nieuwe wapens en militaire technologie te financieren. Het geld gaat rechtstreeks naar de wapenindustrie. Dit komt bovenop de 90 miljoen euro die al in 2017-2019 voor militaire onderzoek is gereserveerd. 

De regeringen van EU lidstaten en het en Europees parlement moeten voor het einde van het jaar over deze nieuwe financiering beslissen.

Geef uw mening over dit voorstel voor 7 augustus
Het Europees Netwerk tegen Wapenhandel probeert via alle mogelijke kanalen bezwaar te maken tegen deze plannen. De Europese Commissie geeft de mogelijkheid om online feedback te geven. Omdat alle kleine beetjes helpen vragen wij uw steun.
Elke reactie is belangrijk!

HOE:
U kunt bij de Europese Commissie online feedback geven op het plan, in maximaal 4000 lettertekens. Het Europees Netwerk tegen Wapenhandel heeft een standaard feedback tekst ontwikkeld dat u kunt gebruiken of naar believen aanpassen, of u schrijft een eigen tekst. U vindt de standaard feedback tekst hier.

Dan moet u naar de speciale webpagina van de Europese Commissie voor de feedback van burgers: http://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/initiatives/com-2017-294_nl
U ziet de juridische teksten die dit Defence Industrial Program voorstellen, en als u naar beneden scrollt, ziet u de knop 'Geef uw feedback'.
Als u op de knop drukt, moet u zich registreren onder het "EU Login" -systeem. Dat is wel een beetje een gedoe, maar het is een standaard registratiesysteem en levert u geen spam op. Dan krijgt u toegang tot de feedbackpagina: u kunt uw feedback geven in elke EU-taal. U hoeft alleen uw feedback in het beschikbare tekstvak te plaatsen. U kunt uw bijdrage onder eigen naam of 'anoniem' plaatsen (alle reacties zijn openbaar).
Lees hier meer over het EU-voorstel in het (engelstalige) persbericht hier

woensdag 17 mei 2017

Meer EU defensie?

In mei 1950 stelde de toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken Schuman voor om “een basis te leggen voor gezamenlijke economische ontwikkeling als eerste stap naar een Europese Federatie, en de toekomst te veranderen van een regio die lang gericht was op het produceren van oorlogswapens waarvan vooral zijzelf het slachtoffer werd."
Economische samenwerking om oorlog te voorkomen, dat was de basis van de Europese Gemeenschap, de voorloper van de Europese Unie. Maar de laatste jaren zijn er door 'Brussel' een groot aantal initiatieven ontplooid om de wapenindustrie juist meer ruimte en financiële middelen te geven.
Na het tamelijk onbeschofte optreden van Trump op de NAVO top in Brussel zal de roep om zelfstandiger Europese defensie, en steun voor een daarbij horende Europese wapenindustrie, alleen maar luider worden. Ook een rol speelt dat Rusland als bedreiging wordt gezien, hoewel het Russische defensiebudget slechts een fractie is van dat van de Europese Unie. Alleen al Duitsland ($41,1 miljard) en Frankrijk ($55,7 miljard) geven samen veel meer uit aan defensie dan Rusland ( $69.2 miljard). De lobby van de wapenindustrie heeft het politieke tij mee. Airbus bestuursvoorzitter Tom Enders zei tijdens een bijeenkomst van de Atlantische Raad in Washington “te hopen dat de Russische acties in de Oekraïne een eind zullen maken aan de bezuinigingen op defensie in Europa, die schadelijk zijn voor Airbus en andere Europese wapenproducenten.” Airbus heeft van alle wapenbedrijven de meeste lobbyisten in Brussel werken.
Of de defensiebudgetten omhoog moeten voor een meer Europese defensie is de vraag Zo schrijft Sven Biscop van het Belgische Egmond Instituut voor Buitenlandse Betrekkingen dat het echte probleem van de EU de versnippering is. “De EU28 besteden zo'n €200 miljard per jaar aan defensie maar een groot deel van dat geld wordt simpelweg verspild door instandhouding van 28 verschillende defensie-organisaties en 28 grotendeels overlappende ondersteunende structuren, en door investeren in wat de defensie-industrie produceert in plaats van in wat nodig is. Het budget verhogen zonder deze versnippering te herstellen zou betekenen dat een evenredig deel van dit extra geld opnieuw verspild zal worden.”
Hoewel het onwaarschijnlijk is dat alle EU landen op korte termijn militair gaan samenwerken valt er zeker geld te besparen met bi- en trilaterale samenwerking. Er zijn nu al Duits-Nederlandse tankbrigades, er is een Belgisch-Nederlandse marinevloot en er is een gezamenlijke Benelux-luchtruimbewaking. Taalproblemen lijken hierbij geen rol te spelen; mogelijk heeft de huidige generatie militairen voldoende jargon overgehouden aan hun Engelstalige computergames.
Maar het allerbelangrijkste is eigenlijk om serieus werk te maken van niet-militaire oplossingen. Om te kijken naar het oplossen van problemen in plaats van de gevolgen te bestrijden. In plaats van het steeds verder uitbreiden van militaire capaciteit zou de EU moeten werken aan onderhandeling en ontwapening, een eerlijke verdeling van welvaart, een duurzame economie en vooral een einde aan wapenexport en militaire interventies. Dat zou de veiligheid van Europese burgers – en anderen – pas echt ten goede komen.

donderdag 30 maart 2017

Europa en de Boze Buitenwereld

Het Europese streven van vrede door economische samenwerking geldt alleen binnen de muren van Europa. Voor de Boze Wereld daarbuiten wordt nog altijd vooral naar militaire middelen gegrepen, maar dan niet in EU verband. De Europese Unie heeft nauwelijks militaire organen, defensie valt onder nationale lidstaten en de meesten EU landen zoeken hun defensiesamenwerking binnen de NAVO. Sommige lidstaten, zoals Frankrijk, willen al jaren dat de Europese defensie onafhankelijker wordt van de door Amerika gedomineerde NAVO. Dat resulteerde onder meer in de inmiddels weer ter ziele gegane West-Europese Unie, die bestond van 1954 tot 2011. Maar met name de Britten hechtten veel waarde aan de samenwerking met de VS en waren tegenstander van meer Europese defensie.
Mede door de Brexit ziet de stroming die de EU militair wil versterken zijn kans nu schoon. Federaal ingestelde Europese politici streven naar een gezamenlijke buitenlandse politiek van de EU, en daar hoort Europese militaire macht bij. Dwaallichten als de Poolse premier gaan zelfs zo ver dat ze pleiten voor een Europees kernwapen. Anders dan de NAVO heeft de EU echter geen militaire staf en budget, dus een echt Europees leger is nog ver weg. Maar om gezamenlijk Europees optreden van de lidstaten mogelijk te maken wil de Commissie er in elk geval voor zorgen dat alle soorten wapens in Europa beschikbaar zijn en geproduceerd kunnen worden. De Europese organisatie die dat moet gaan coördineren is het European Defence Agency (EDA), dat sinds kort valt onder de European External Action Service, zeg maar het ' buitenlandministerie' van de Europese Unie.

De Europese wapenindustrie vindt het natuurlijk een uitstekend plan. Tijdens de economische crisis, die in Europese landen tot bezuiniging op de defensiebudgetten leidde, heeft de wapenindustrie zich draaiende gehouden door flink in te zetten op export (nieuwe markten ontwikkelen) en diversificatie (onder meer grensbewaking), maar nu trekt de Europese wapenmarkt weer aan en, nog mooier, is de Europese Unie bereid om geld te investeren in wapenonderzoek. Voor 2017-2019 is er 90 miljoen euro begroot, hetgeen moet oplopen tot 3,5 miljard euro in 2021-2027. Ontwikkelingskosten van nieuwe producten (Research & Technology) liggen in de militaire sector relatief hoog, subsidiepotjes om deze kosten te dragen zijn voor de wapenindustrie dus heel aantrekkelijk.

Het idee is, dat er binnen de EU als geheel gaten vallen in de beschikbare militaire capaciteit die zonder de VS opgevuld moeten kunnen worden. Daar gaat de European Defence Agency nu aan werken. Het geld is alleen beschikbaar voor projecten die in een capaciteitsbehoefte van de krijgsmachten van de lidstaten voldoen. Die capaciteitsbehoefte (onder meer drones, cyber, satellieten) is door de EU ministers van defensie vastgesteld in een Capability Development Plan.

Eind maart moeten formele afspraken over het Defensie Actie Plan tussen EDA en de Europese Commissie rond zijn. Maar er zijn nog diverse haperingen. Er is onder meer geen duidelijkheid over de intellectuele eigendomsrechten van door de industrie uitgevoerde, maar met publiek geld betaalde onderzoeksresultaten. Ook is niet duidelijk hoe om moet worden gegaan met de voor militaire zaken gewenste vertrouwelijkheid en de controlerende rol van het Europees Parlement.

Het past in het Grote Verhaal dat Europa een gezamenlijke defensiemacht moet vormen. Wie dat Europese leger moet aansturen en wat de taken zouden moeten zijn is niet uitgekristalliseerd, en voorlopig lijkt er hierover ook weinig overeenstemming in zicht: de buitenlandspolitieke belangen van de lidstaten zijn erg verschillend en geen enkel land is bereid militaire zeggenschap af te staan. Wel bestaan er in Europa op verschillende gebieden vormen van bilaterale defensiesamenwerking, er is bijvoorbeeld een Belgisch-Nederlandse samenwerking op marinegebied. Maar het is heel wat anders om met twee of drie landen militair samen te werken dan met 27 landen. Er zullen zich mogelijk meer landen aansluiten bij militaire samenwerkingen, en mogelijk ontstaat een defensie-'kopgroep' van een paar landen, maar een echt Europees leger is nog ver weg. Het geld voor een Europese wapenindustrie is echter alvast veiliggesteld.