Vandaag
wordt kandidaat-commissaris Syvie Goulard gehoord. Leden van het
Europees Parlement zouden haar moeten vragen naar de
buitenproportionele invloed die de wapenindustrie krijgt, en de
impact op vrede van het nieuwe DG voor Defensie-industrie en
Ruimtevaart. Dat schrijft Laëtitia Sédou op de Europese
nieuwswebsite Euractiv.
Laëtitia Sédou is
EU-programmamedewerker van het Europese Netwerk tegen Wapenhandel
(ENAAT)
Op 2 oktober hoort de commissie
Industrie, Onderzoek en Energie (ITRE) van het Europees Parlement de
Franse kandidaat-commissaris Sylvie Goulard, wiens portfolio voor de
interne markt een nieuw directoraat-generaal voor defensie-industrie
en ruimtevaart zal bevatten. Haar nominatie is al controversieel
vanwege beschuldigingen van mogelijk misbruik van EU-middelen tijdens
haar lidmaatschap van het Europees Parlement. Zonder de ernst van
dergelijke beschuldigingen te bagatelliseren zijn er meer
problematische kwesties waar ITRE-leden zich zorgen over moeten
maken.
Om te beginnen zet de oprichting van
een DG voor de defensie-industrie de deur nog verder openen voor de
wapenindustrie om de EU-agenda te domineren. De wapenindustrie pleit
al lang voor de oprichting van een dergelijk DG, ook het nieuwe
EU-defensiefonds is sterk door de belangen van de wapenindustrie
gestuurd.
De zaak van de Group of Personalities
(GoP) spreekt voor zich: deze werd in 2015 opgericht door
industriecommissaris Elżbieta Bieńkowska en 9 van de 16 leden
vertegenwoordigden industriebelangen (wapenbedrijven,
onderzoekscentra en ADS). Het Europese Defensie Actieplan, dat de
Commissie in november 2016 gepresenteerde, was grotendeels een
integratie van de aanbevelingen van deze GoP in het EU-beleid. Dat
geldt met name voor de specifieke EU-fondsen voor militair onderzoek
en ontwikkeling.
Tegenwoordig nemen op één na alle
wapenbedrijven en onderzoekscentra die deel uitmaakten van de GoP
deel aan projecten in het kader van de Voorbereidende Actie (PA) voor
Defensieonderzoek (een proefproject van het Defensiefonds dat loopt
van 2017 tot 2019). Samen ontvangen ze 40% van het toegewezen budget.
ITRE-leden
moeten zich zorgen maken dat dit nieuwe DG grotendeels zal dienen om
overheidssubsidies te verstrekken aan de defensie- en
ruimtevaartsector: geld voor defensie dat komt bovenop 27 nationale
defensiebudgetten, waarmee de gezamenlijke EU-landen al op de tweede
plaats staan van wereldwijde defensie-uitgaven. Uitgaven die nog
steeds groeien. Het EU-geld zal er niet toe leiden dat EU-landen
stoppen met het bevoordelen van hun nationale wapenbedrijven en zal
er ook niet toe leiden dat er doublures zijn in de productie van
wapensystemen in Europa. Het maakt de defensieuitgaven niet
efficiënter.
En vanwege de regels die door het
vorige Parlement zijn aanvaard, kunnen ITRE-leden hun normale
toezicht- en controletaak over het gebruik van het Defensiefonds tot
2017 niet uitoefenen: De parlementariërs zouden Goulard moeten vragen
of dit deel uitmaakt van het "speciale partnerschap met het
Europees Parlement" uit haar missiebrief. Ze moeten zich er
zorgen over maken of er geen Doos van Pandora wordt opent, waardoor
lidstaten in de EU-pot kunnen graaien zonder de normale parlementaire
controle: een soortgelijke wijziging van het parlementaire recht op
budgetcontrole is nu ook al voorgesteld in het kader van een civiel
programma (de Connecting Europe Facility).
Een andere zorgelijke ontwikkeling is
dat onderzoek en productie van wapens nu als een normale onderneming
wordt beschouwd en zelfs prioriteit krijgt binnen een breed scala van
EU-domeinen: niet alleen komt het EU-Defensiefonds tussen 2021 en
2027 met 13 miljard euro bovenop nationale militaire uitgaven (en dat
is meer dan EU-uitgaven voor humanitaire hulp), de Commissie heeft
ook een groot aantal civiele financieringsprogramma's opengesteld
voor wapenbedrijven als onderdeel van haar industriebeleid: van
regionale, sociale en cohesiefondsen tot het COSME-programma ter
ondersteuning van het MKB, en zelfs de studentenuitwisseling van
Erasmus +, om wapenbedrijven te helpen hoogopgeleide werknemers te
trekken.
Overbodig te zeggen dat ook de
ontwikkeling van een nieuwe generatie wapens, de integratie van
kunstmatige intelligentie en digitale technologieën, en de
militarisering van de ruimte hoog scoren in
financieringsmogelijkheden. Defensie en ruimtevaart zullen niet
alleen onder één directoraat worden gegroepeerd, maar zoals
glashelder staat in de missiebrief aan Goulard: ze heeft nadrukkelijk
de taak "de cruciale link tussen ruimtevaart en defensie en
veiligheid te verbeteren".
Wetende
dat de Europese wapenindustrie sterk afhankelijk is van export en dat
ongeveer 40% van de wapenexportvergunningen door EU-lidstaten worden
verleend voor landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en wetende
dat de praktijk van het gemeenschappelijk EU wapenexportbeleid
problematische export toelaat naar landen die betrokken zijn bij
conflicten of ernstige interne repressie, zoals Saoedi-Arabië of
Egypte, moeten ITRE-leden zich er zorgen over maken dat de EU gaat
bijdragen aan het aanjagen van een wapenwedloop en een bedreiging
gaat vormen voor vrede. In plaats van diplomatie en dialoog te
stimuleren of te focussen op grondoorzaken van conflicten.
Waar dient dit allemaal voor? Het
beleid richt zich op het aanvullen van veronderstelde militaire
tekorten, zowel van de militaire industrie als van militaire
capaciteiten. Het beoogt ook de militaire infrastructuur te
stimuleren (een actieplan voor militaire mobiliteit moet moet met 6,5
miljard euro grensoverschrijdende troepenverplaatsingen
vergemakkelijken). Dit wordt verpakt in een retoriek van angst,
veiligheidsdreigingen en een 'existentiële behoefte' aan EU
machtsvertoon van een 'EU die beschermt en verdedigt'.
De leden van het Europees Parlement
moeten vooral verontrust zijn omdat de EU bezig is met ideologische,
politieke, industriële en materiële voorbereiding op oorlog,
ongeacht de vorm van conflicten in de toekomst. Met andere woorden,
de EU ondergaat een groots militariseringsproces (dat is iets
complexer dan het al dan niet hebben van een ‘EU-leger’). Gekozen
vertegenwoordigers moeten zichzelf en Sylvie Goulard vragen of dit
echt is wat Europese burgers van de EU verwachten.